Eén kenmerk van syntropic farming heeft te maken met gewasbescherming. Traditioneel
is: chemische gewasbescherming, pesticiden. Biologisch: niet-chemische gewasbescherming. In beide gevallen worden middelen ingezet die het onderscheid moeten maken tussen ‘goed’ en ‘kwaad’. Maar in syntropic farming bestaat geen goed of kwaad. Alles draait om het sterk en productief maken van het totale voedsel bossysteem. Ziekten leiden tot aanpassing van het systeem, bijvoorbeeld meer of minder wind toelaten, een doorgang voor insecten maken, een plantsoort verplaatsen. De ontwerpers van het voedselbos zijn de gewasbeschermers. De bodem van het voedselbos reguleert op den duur zelf de vochtigheid en de voeding. Maar niet in het begin! In de opstartfase moet het ecosysteem op gang gebracht en dat gebeurt door mulchen. Mulchen is: de bodem om en nabij planten bedekken ter bescherming, voeding en tegen onkruid. Wij gebruiken daarvoor wol, blad en houtsnippers.
Bevorderen, niet afbreken. ‘It’s the way life works’ (Ernst Götsch).